Ongeveer vijf miljard jaar geleden was er, in plaats van de zon en planeten, een onbeperkte wolk van gas en kosmisch stof. Deze wolk begon op sommige plaatsen te krimpen en vormde een kern die begon te roteren, waardoor het omringende gas en kosmisch stof werd opgevangen en zo steeds dichter werd.
Vanuit de grootste centrale kern werd de zon gevormd en uit kleinere kernen, planeten. Onze aarde is er een van. In het begin waren alle planeten roodgloeiend als de zon. Maar toen koelde de kokende lava, die hun oppervlak bedekte, af en werd vast. De korst verhardde, maar gas en vuur barsten uit zijn scheuren.
Afkoeling nam de aarde in omvang af. Haar blaf begon te buigen. De plooien van de oudste rotsen werden de eerste bergen.
Drukke lucht
De gloeiend hete aarde verdreef dichte stralen waterdamp, die enorme wolkenclusters vormden. De regen stroomde uit de wolken, maar het water dat op de hete grond viel, verdampte weer en keerde terug naar de hemel. In die tijd kon zelfs geen druppel water op aarde bestaan.
Eerste zeeën en rivieren
Als gevolg van een grote overstroming verschenen de eerste zeeën op onze planeet. De holten tussen de bergen waren gevuld met water dat uit de lucht viel. Lange tijd legden rivieren hun koers in de valleien. Regenwater opgevangen in de holten. Zo ontstonden de zeeën en oceanen.
Grote regen
Eindelijk kwam het moment dat de rotsen afkoelden en het water dat erop viel niet meer verdampte. Regenvocht bleef in de grond achter.Het regende heel, heel lang, eeuwen, omdat de lucht vrij moest zijn van alle waterdamp die zich over miljoenen jaren had verzameld.